Wat denken de Duitsers? Leeslijst: actuele denkers en publicaties

Een bespreking door Cor van Beuningen

Als Fransen willen weten hoe de wereld ervoor staat, vragen ze dat aan hun filosofen. Britten hebben daarvoor hun economen, en Duitsers de sociologen. Inmiddels is in Duitsland een nieuwe generatie “ster-sociologen” opgestaan, met als grootste namen Hartmut Rosa, Andres Reckwitz en Armin Nassehi.

Ze komen allemaal kort aan bod in de boekbespreking op Project Syndicate van Helmut Anheier (Hertie School). Daarnaast bespreekt hij publicaties van Steffen Mau en Wolfgang Streeck. Anheier geeft zijn overzicht de titel mee: Germany's Modern Angst, met daarbij de volgende toelichting: “Like many wealthy Western countries, Germany seems to be caught in a constant state of unease, despite all it has going for it. For that reason, the post-Merkel era is as likely to bring disruption as it is to preserve continuity with the recent past. What, if anything, can [these authors] tell us about the unease afflicting contemporary Western societies in late modernity?”

Steffen Mau
Het boek van Steffen Mau (Humboldt Universität) is meteen een verrassing. De titel is Sortiermaschinen: Die Neuerfindung der Grenze im 21. Jahrhundert [vert.: Sorting Machines: The Reinvention of the Border in the Twenty-First Century], en dat gaat over het volgende: “Since the 1990s, the function of borders has changed. Whereas borders used to represent a hard separation between countries, now they play a more complicated role. They are a mechanism by which countries decide who is trustworthy (EU nationals, United States citizens), economically useful (information-technology specialists from India), or politically salient (Turkish dissidents, Afghan refugees). Modern borders thus are the “sorting machines” in the title of Mau’s book.”

Armin Nassehi
De nieuwe publicatie van Armin Nassehi (Universität Munchen) is getiteld: Unbehagen: Theorie der überforderten Gesellschaft (vert.: Discomfort: Theory of the Overwhelmed Society). De covertekst luidt als volgt: “De roep om meer gemeenschap, solidariteit en cohesie komt voort uit onze vurige wens om vanuit één bron en eventueel collectief te kunnen handelen. Maar de moderne samenleving kent geen plek waar haar verschillende functionele logica’s duurzaam op elkaar kunnen worden afgestemd. Deze systematische buitensporige eisen aan de samenleving met zichzelf worden vooral duidelijk in crises. Armin Nassehi laat zien waarom de poging om in complexe hedendaagse samenlevingen alle krachten politiek te bundelen naar een gemeenschappelijk doel onvermijdelijk faalt.”

Nassehi schetst een beeld van een land dat overvraagd en uitgeput is, een bevolking die gekweld wordt door onbehagen en rusteloosheid. En hij vraagt zich af hoe dat kan. Een deel van de verklaring ligt volgens Anheier, die Nassehi bespreekt, in het feit dat “Germany, like any Western society today, is highly complex, made of distinct “systems” like the economy, law, medicine, social security, religion, the arts, and, critically, politics. Each follows its own logic and seeks as much autonomy as possible. And, because all of them create ever-greater expectations over time, modern citizens feel entitled to constantly rising living standards […and …] expectations are easily frustrated. And when politicians respond to public discontent by offering grand solutions, they raise expectations even higher. But, caught between selfish systems that each want different things, they ultimately fail to deliver, generating still more frustration.”

Hoe komen we dan uit deze impasse (the expectations trap) - wat moeten de politici dan doen? “They should avoid big promises and instill steady doses of realism into the various systems. This implies an emphasis on incremental innovations – governance aimed not at some big reform but at creating the conditions for a thousand flowers to bloom. Let people empower themselves and celebrate their own achievements, he suggests.”

Nassehi waarschuwt nadrukkelijk voor de grote oplossingen, die vaak ten onrechte uitgaan van een collectief handelen, want die miskennen de onderscheiden eigen functionele logica's van economie, media, recht, families, enz. Het gaat er juist om die logica’s te erkennen, recht te doen en in overeenstemming te brengen.

Rami Youssef, recensent voor de Frankfurter Allgemeine Zeitung, benadrukt dat het onbehagen alleen maar een aanleiding is om de vraag aan de orde te stellen hoe het nou komt dat een hoogontwikkelde samenleving als de Duitse niet bij machte is om zijn problemen op te lossen. Zijn antwoord is dan dat de maatschappelijke functie-systemen voor economie, democratie, bestuur, onderwijs, recht, gezondheidszorg etc. dankzij taakverdeling en specialisatie erin geslaagd zijn om lange tijd veel resultaat te boeken maar dat ze nu als gevolg van fixatie op eigen regels, belangen, voortbestaan en groei niet meer te integreren zijn in een “zentral steuerbaren gesellschaftlichen Einheit”. Het aanpakken van wicked problems als de klimaatcrisis of Covid-19 zou afstemming behoeven van wetenschappelijke kennis, politieke machtsberekeningen, economische winstbelangen en juridische conditionering op een gemeenschappelijk doel, maar dat botst met de structuur van de moderne samenleving. Nassehi beschouwt oorlog als de enige uitzondering. De roep om een collectieve aanpak is veelal gebaseerd op overdreven verwachtingen, onderschat de maatschappelijke complexiteit en richt zich op de 'samenleving', die niet als eenheid bestaat, maar altijd uiteenvalt in vele tegenstrijdige perspectieven. De samenleving overvraagt zichzelf door het genereren van onhaalbare eisen, en dit is precies de wortel van het onbehagen in en op de samenleving.

Nassehi vestigde zijn naam met zijn bestseller Muster – Theorie der Digitallen Gesellschaft [vert.: Patronen – Theorie van de digitale samenleving]. De covertekst luidt als volgt: “Wij denken dat de triomf van digitale technologie binnen een paar jaar een revolutie teweeg heeft gebracht in alles: onze relaties, ons werk en zelfs de manier waarop democratische verkiezingen werken. In zijn nieuwe sociale theorie draait de socioloog Armin Nassehi de rollen om en laat hij, voorbij paniek en trivialisering, zien dat digitalisering slechts een bijzonder geavanceerde technische oplossing is voor een probleem dat zich altijd heeft voorgedaan in moderne samenlevingen: hoe gaat de samenleving, hoe gaan bedrijven, staten, overheden, wetshandhavingsinstanties, maar ook wijzelf om met onzichtbare patronen?” (Vert. Cor van Beuningen)

Statistische patroonherkenningstechnologieën worden sinds de 19e eeuw gebruikt in functioneel gedifferentieerde samenlevingen om menselijk gedrag te herkennen, te reguleren en te controleren. Vaak wordt de digitalisering van onze leefomgeving tegenwoordig ervaren als een verstoring, als een uitdaging en als een bevraging van vertrouwde routines. In dit boek probeert Armin Nassehi de digitale technologie zelf te verankeren in de structuur van de moderne samenleving. Hij ontwikkelt de stelling dat bepaalde sociale regelmatigheden, structuren en patronen het materiaal vormen waaruit de digitalisering haar economische, politieke en wetenschappelijke controle- en controlepotentieel ontleent. Door de digitalisering wordt de samenleving vandaag herontdekt. Nassehi stelt dus dat de pre-digitale wereld al een wereld was die toegewijd was aan het verzamelen en organiseren van gegevens, aan de jacht op patronen en functies omwille van economische efficiëntie. Digitalisering is "geen vreemd lichaam. Het is vlees van het vlees" van de wereld die zich sinds en met de Verlichting ontwikkelt.

Wolfgang Streeck
Wolfgang Streeck is een oude rot (ex. Max Planck Instituut) die in zijn Zwischen Globalismus und Demokratie: Politische Ökonomie im ausgehenden Neoliberalismus (Between Globalism and Democracy: Political Economy in the Waning of Neoliberalism) nog eens flink van leer trekt tegen de EU: an undemocratic leviathan in waiting. Its core logic is toward greater centralization, loss of rootedness, and inequality. More Europe means less real democracy. For Streeck, the only path forward is “down,” toward a more democratic, decentralized, and equitable society that is nationally and regionally grounded. […] He is calling for a full-on revival of the nation-state, arguing that smaller political units are better at promoting social cohesion, citizen participation, social justice, and peace.

Andreas Reckwitz en Hartmut Rosa
Andreas Reckwitz en Hartmut Rosa zijn twee Duitse sociologen en public intellectuals. Meer dan wie ook zijn zij het die de Duitsers momenteel vertellen hoe ze ervoor staan en hoe ze tegen het leven aankijken. Hun boeken zijn bestsellers, overal worden ze gevraagd om hun mening en verheldering. Rosa draait al langer mee, zijn boeken Versnelling en Resonantie zijn in alle moderne talen vertaald, ook in Nederland heeft hij een grote schare lezers. Andreas Reckwitz is de pionier van de huidige Ampelkoalition, in de zin dat hij de diepgaande socio-demografische veranderingen geduid heeft die deze regeringscoalitie zouden voortbrengen. Centraal daarin staat de door hem nauwkeurig beschreven zwaartepunt-verschuiving van de oude middenklasse (cultureel defensief, nu conservatieve CDU en deels ook SPD) naar de nieuwe, urbane kosmopolitisch-zelfverwerkelijkende middenklasse als Leitmilieu (n.b.: de grote winst van FDP werd door Reckwitz al voorspeld).

Rosa en Reckwitz zijn allebei het soort socioloog dat maatschappijwetenschap bedrijft, sociologen die nadenken over de hele samenleving, structuur en dynamiek in zijn geheel. The Big Picture. Ze nemen de hele samenleving op de schop. Het verschil tussen beide is wel dat Rosa in de kritische traditie staat van de Frankfurter Schule en dus het volgende stelt: “The best possible interpretation of the critical situation of a historical formation must at least generate utopian horizons for shaping the future.” Reckwitz zegt het juist niet als zijn taak te zien om met adviezen te komen: Maatschappijwetenschap “ is not a normative social philosophy with a utopian horizon” - maar in de praktijk van interviews blijkt hij voorstander van een “embedded liberalism” (vgl. ook weer de nieuwe regeringscoalitie), d.w.z.: nieuwe regelgeving die uitsluiting tegengaat, bijvoorbeeld met een basisinkomen.

Allebei signaleren de sociologen een breed onbehagen in de samenleving, ongenoegen, ook wrok en polarisatie. Reckwitz herleidt dat tot drie bronnen van spanning, drie schurende ontwikkelingen die tegelijkertijd en gecombineerd optreden. De eerste en belangrijkste is die tussen openheid versus afsluiting/uitsluiting; deze spanning vinden we in alle landen (van Europa tenminste) maar is volgens Reckwitz in Duitsland heel virulent. De twee spanning is die tussen formele rationaliteit en de op waarden en gevoelens gebaseerde noties van culturele verbondenheid van mensen (ook al heel algemeen); en de derde die tussen het primaat van het innovatieve versus het verlies van erfgoed, waardoor de hybriditeit van de identiteit van mensen is verdiept. Deze dynamiek heeft een samenleving gecreëerd vol spanningen, onbegrip, angsten; een samenleving waarin veel mensen en instellingen niet meekunnen, achteropraken en afhaken.

Reckwitz meent: het basisprincipe van de moderniteit is het openen van steeds nieuwe mogelijkheden, zie de politieke, economische en wetenschappelijke revoluties sinds het einde van de 18e eeuw. Maar net zoals elk van deze revoluties zijn contrarevolutie heeft opgeroepen, wordt op een gegeven moment elke innovatie zelf hegemoniaal, en bevriest ze en sluit ze af - waarna natuurlijk altijd weer een nieuwe tegencultuur is gericht. De logica van de moderniteit is daarom een eeuwige 'dialectiek zonder telos'. Maar Reckwitz onderscheidt in die periode van de moderniteit drie fases, die hij beschrijft als "burgerlijk", "industrieel" en "laatmodern". In de burgerlijke moderniteit, na de kapitalistische en democratische revolutie, lijkt de strijd tussen rationalisme en romantiek min of meer in evenwicht te zijn. Maar naarmate de industrialisatie vorderde, kreeg de logica van de veralgemening de overhand, die uiteindelijk culmineerde in de massacultuur van de 'middenklasse-samenleving' van de naoorlogse periode. Sinds de jaren zeventig begon met de versmelting van de 'tegencultuur' en het neoliberalisme de golf van singularisering (d.i. de massale oriëntatie op goederen, plaatsen en ervaringen die zo speciaal mogelijk zijn (het zelfverwerkelijkende milieu van die nieuwe middenklasse) die het digitaal-cognitieve diensten- en financiële kapitalisme van ons laatmoderne heden baarde. Door zijn culturele penetratie blijkt dit een bijzonder hard kapitalisme. Met de opkomst van een "nieuwe onderklasse" en de verdringing van de oude industriële klasse door een nieuwe academische middenklasse, maakte het ook het probleem van de "moderne verliezers" bijzonder heftig.

Een heel informatief interview met Reckwitz, over zijn ideeën over de Duitse politiek is hier te vinden.

Nu is er een boek verschenen met de titel Spätmoderne in der Krise. Was leistet die Gesellschaftstheorie? (vert. Late Modernity in Crisis: What Does Social Theory Achieve?).

Rosa en Reckwitz schetsen daarin elk voor zich hun Big Picture van de Duitse samenleving, waarna een interview/gesprek tussen de twee volgt o.l.v. van Martin Bauer. Een aanrader.